Oorspronkelijk werd er zo geredeneerd: arbeiders (ook wel werklieden genoemd) werken voornamelijk met hun handen. Ze voeren dus fysiek werk uit. Het werk dat zij uitvoeren zou saaier zijn en slechter voor de gezondheid. Daarnaast hebben zij een hoger ziekteverzuim en veranderen sneller van werk. Bedienden, daartegenover, werken voornamelijk met hun hoofd en voeren dus vooral intellectuele arbeid uit. Over dat dit onderscheid ouderwets en discriminerend zou zijn, woedt al jaren een felle discussie. Hierom is enkele jaren geleden het ‘eenheidsstatuut’ in werking getreden. Dit statuut heeft voornamelijk te maken met het ontslag. Opzegtermijnen en ontslagvergoedingen zijn gelijk getrokken. Daarbij is ook de proefperiode afgeschaft.
“Over dat dit onderscheid ouderwets en discriminerend zou zijn, woedt al jaren een felle discussie.”
Maar bedienden en arbeiders staan nog zeker niet op gelijke hoogte. Er zijn nog veel verschillen. Zo krijgen arbeiders normaal gesproken 2 keer per maand hun salaris uitgekeerd en krijgen zij per uur betaald, waar bedienden één keer per maand een vast maandloon ontvangen. In het geval van bedienden betaalt de werkgever het vakantiegeld. Voor arbeiders gaat dit via het reservefonds van de sociale zekerheid. Verder wordt, in het geval van arbeidsongeschiktheid, gedurende 7 dagen loon uitgekeerd aan een arbeider. Voor bedienden geldt dat zij gedurende 30 dagen hun normale loon ontvangen.
Op de lange termijn is duidelijk dat deze onderlinge verschillen tussen beide statuten zullen moeten verdwijnen. Daarover is iedereen het eens. Maar het onderscheid zit er diep ingebakken en het zal nog lang duren voordat er volledige uniformiteit tussen beide statuten wordt bereikt.